Nog eens tien Nederlandse gemeenten gaan onderzoek doen naar de eigen rol bij de onteigening en doorverkoop van Joodse panden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Naar aanleiding van ons onderzoek in samenwerking met De Monitor werd begin oktober al bekend dat twintig gemeenten onderzoek gaan instellen. In totaal zijn er nu 34 gemeenten die actie hebben ondernomen. Amsterdam, Rotterdam en Den Haag deden al onderzoek.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd geroofd Joods vastgoed doorverkocht aan louche ondernemers en vastgoedhandelaren. Deze transacties staan beschreven in de Vastgoedboeken van de Duitse bezetter. Terwijl de Joodse burgers zaten ondergedoken of op transport werden gezet naar concentratiekampen, werd het vastgoed zonder medeweten van de oorspronkelijke bewoners doorverkocht. Als Joodse mensen de concentratiekampen al overleefden, kwam het voor dat zij na de oorlog alsnog belasting moesten betalen, zoals erfpachtcanon. Dat overkwam ook David Simons. Bij terugkomst moest hij van de gemeente Den Haag achterstallige heffingen terugbetalen.

Lees hier het achtergrondverhaal

oorlogHeader1.png

De oorlog en drie kampen overleefd om daarna achterstallige belasting te moeten betalen

Die verhalen over achterstallige belastingen zijn niet nieuw. Eerder voerden de gemeenten Amsterdam, Rotterdam en Den Haag onderzoek uit naar welke rol de gemeente speelde in het mogelijk naheffen van belasting. Het gaat overigens niet alleen over belastingen, maar ook of de gemeente heeft tegengewerkt bij rechtsherstel, zoals in Winterswijk waarschijnlijk het geval was. Of welke rol gemeenten hebben gespeeld bij het doorverkopen van het Joodse vastgoed.

Begin oktober wisten we in samenwerking met De Monitor te melden dat twintig gemeenten inmiddels onderzoek hadden ingesteld naar de onteigening van Joodse panden. Aan die lijst kunnen we tien gemeenten toevoegen: Doetinchem, Dordrecht, Meppel, Schiedam, Vlaardingen, Westerkwartier, Zaltbommel, Lochem en Maastricht. Laatstgenoemde gemeente heeft het vooronderzoek al uitgevoerd, in samenwerking met het Historisch Centrum Limburg (HCL). De focus bij dit onderzoek lag op de belastingheffingen die mogelijk door de Joodse gemeenschap in Maastricht doorbetaald moest worden.

Dat blijkt uiteindelijk niet het geval, laat wethouder John Aarts weten in een brief aan de gemeenteraad. “Medewerkers van HCL hebben gezocht naar documenten die informatie bevatten over de gemeentelijke belastingen die toentertijd golden en of belastingen voor deze panden zijn geïnd. Daarbij heeft men op de beschikbare archieven (die in aanmerking zouden kunnen komen voor dit onderzoek) een eerste screening uitgevoerd. Hieruit bleek er geen materiaal in het archief aanwezig met betrekking tot het gevraagde.” Ook in de verkennende zoektocht bij andere inventarisaties in het archief werd niets gevonden over eventuele belastingen die zijn doorbetaald.

Compensatieregelingen

Amsterdam was de eerste gemeente die compensatieregelingen voor achterstallige belastingen heeft aangeboden. Zij keerden tien miljoen euro uit aan compensaties. Den Haag en Rotterdam keerden ook compensaties uit. In Rotterdam was dat vanwege moreel rechtsherstel en niet om compensatie voor doorbetaalde belastingen. Eindhoven en Utrecht maken binnenkort hun resultaten van het onderzoek bekend.

Niet alle gemeenten gingen meteen overstag. Op 6 oktober liet gemeente Breda weten geen onderzoek in te stellen over wat de rol van de gemeente was bij de doorverkoop van Joodse huizen. Er zou pas onderzoek gedaan worden als iemand met een specifiek verzoek komt, bijvoorbeeld door een nabestaande. Vorige maand lieten PvdA, CDA en D66 weten dat dat niet genoeg is. Zij vinden dat de gemeente proactief onderzoek moet doen en dat zij niet moet wachten totdat een nabestaande zich meldt. Het college van B&W heeft het stadsarchief daarom alsnog opdracht gegeven om te onderzoeken welke bronnen er over dit onderwerp te vinden zijn in de archieven, waardoor er toch een onderzoek komt.

  • Header door Wendy van der Waal

Makers