Toespraak mr. Arthur van Dijk, commissaris van de Koning provincie Noord-Holland, uitgesproken bij de opening van de tentoonstelling Verborgen Noord-Holland

Toespraak van de commissaris van de Koning, Arthur van Dijk, bij de tentoonstelling Verborgen Noord-Holland, vrijdag 1 juli 2022

Geachte aanwezigen,

Ons gebouw heeft een verhaal te vertellen.
Een verhaal over de wereld, over Nederland en over ons, Noord-Hollanders.

Paviljoen Welgelegen is ooit gebouwd als buitenhuis van een rijke bankier: Henry Hope.
Later woonde Lodewijk Napoleon hier - en ook Wilhelmina van Pruisen, de moeder van onze Koning Willem I.

Nog weer later werd hier een deel van de kunstcollectie van het Rijk tentoongesteld. 
Het was het begin van wat het Rijksmuseum zou worden.
En als koloniaal museum was het ook de basis voor wat nu het Tropenmuseum is.

Nu is Paviljoen Welgelegen het huis van onze provinciale democratie.
De plek waar Noord-Hollanders samen de toekomst vormgeven.

De toekomst vormgeven, dat kan niet zonder dat je ook je verleden kent en erkent.
Want dat verleden blijft je hele leven bij je.
Daarom vertellen we hier, vandaag een belangrijk verhaal over ons gezamenlijke verleden.

Een verhaal, waar dit gebouw onlosmakelijk mee verbonden is.
En dat is het verhaal van ons slavernijverleden.
Uit onderzoek dat we als provincie lieten doen, zagen we dat Henry Hope onder andere geld verdiende met leningen aan plantages in het Caribisch gebied.
En ook dat Welgelegen  gebouwd is met geld dat mede door slavernij is verdiend.

Dit bevestigt het onderzoek dat ABN AMRO recent liet doen naar haar voorgangers, waaronder Hope & Co.
Henry Hope verdiende - direct of indirect - aan het vreselijke leed dat mensen is aangedaan.
En met  die inkomsten liet hij dit pand bouwen.

Plekken als Welgelegen zijn er meer in Noord-Holland.
In Amsterdam zijn talloze locaties met een soortgelijk verhaal bekend.
Maar ook in de rest van de provincie zijn er sporen genoeg:
Zoals het Snouck van Loosenhuis aan de Dijk in Enkhuizen. 
Gebouwd in opdracht van een familie die heel actief was in de handel van tot slaaf gemaakte mensen.

Of buitenplaats Beeckestijn in Velsen. 
Gebouwd door vader en zoon Jan Trip, bestuurders van de West-Indische Compagnie.
Een van de laatste WIC-schepen heette ook Beeckensteijn.
Op de 6 reizen die het schip maakte, zijn meer dan 3.700 mensen gedwongen de slavernij tegemoet gevaren.
In onmenselijke omstandigheden. 
1 op de 5 kwam onderweg om het leven.

Dit zijn maar een paar namen en cijfers.
Maar ze gaan over mensen zoals u en ik: de tot slaaf gemaakten én hun handelaars.

Het gewest Holland was destijds een grote speler in deze handel. 
In de 18e eeuw kwam 40% van de economische groei voort uit slavernij.
Wie destijds een hoge positie had in het bestuur van het gewest, was vrijwel altijd ook een rijke investeerder.
Politiek en economie liepen dwars door elkaar heen.

Dit soort feiten en cijfers kunnen we ons nu maar moeilijk voorstellen.
En dat is maar goed ook.
Je vraagt je af: welk mensbeeld schuilt erachter?

Maar juist omdat het zo ver van ons afstaat, is het belangrijk dat we het verhaal vertellen. 
Want het staat niet van iedereen ver af. 
Het is niet alleen maar ‘vroeger’. 
Het is ook ‘nu’.
1 op de 20 Noord-Hollanders heeft een voorouder die ooit in slavernij heeft geleefd.

Het is nog altijd hoorbaar in achternamen. 
Want die mochten tot slaaf gemaakten niet zelf kiezen.
Ze kregen die achternaam bij hun vrijlating mee van hun meester.
Vaak werden die namen gewoon uit de atlas gehaald: familienamen die misschien mooi Noord-Hollands klinken - Amstelveen, Beverwijk, Zandvoort - waren voor velen een laatste brandmerk.
Ze zijn ook te lezen op de installatie ‘Het laatste brandmerk’, dat u hier ziet staan. 

Soms zijn er verrassende verhalen, zoals dat van Annemieke van der Vegt uit Weesp.
Zij ontdekte dat een van haar voorvaderen als kind onder dwang uit Afrika is meegenomen, en als slaaf de naam Presto kreeg. 
Later werd hij gedoopt als Christiaan van der Vegt en werkte als bediende van de burgemeester van Weesp.
Hij eindigde zijn leven - gelukkig in vrijheid- als rondreizend toneelspeler.

Over deze mensen en gebeurtenissen gaat de tentoonstelling Verborgen Noord-Holland.
‘Verborgen’, omdat het verhaal van de slavernij dat nog voor veel mensen is.
En ‘Noord-Holland' omdat het ook over ons gaat.
Ook al bestaat het gewest Holland al heel lang niet meer.
We zijn nu een provincie.
Een ander gebied, met een andere overheid en een andere rol, in een andere tijd.
Maar we hebben - net als de bestuurders van toen - een verantwoordelijkheid.

Als provincie willen we het verleden open in de ogen kijken:
omdat er in een vrij en democratisch land ruimte is – en ruimte moet zijn - voor ieders verhaal.
Zeker als dat verhaal nog te weinig bekend en erkend is - en nog altijd pijn doet, generatie op generatie.

Ik heb het wel eens vergeleken met een LP.
Ons leven, onze geschiedenis, is als een plaat waar ervaringen in gegroefd zijn.
Geluk en avontuur - maar ook pijn en verdriet. 

Om nieuwe muziek op die plaat te zetten, moet je door de groef van die oude verhalen.
Je kunt er niet omheen.
En dus is de vraag aan ons allemaal: wat doe je met je verleden?

In Noord-Holland willen we ons verleden erkennen en de ruimte geven.
Deze tentoonstelling - in dit gebouw - helpt daar hopelijk bij.
Maar we doen meer.
In archeologiecentrum Huis van Hilde vertellen we de verhalen achter archeologische vondsten die met slavernij te maken hebben.

We vertellen nieuwe verhalen over het thema op ons digitale verhalenplatform Oneindig Noord-Holland.
Er komt dit najaar een prachtig boek van de Haarlemmers Dineke Stam en Ineke Mok, met de titel ‘Haarlemmers en slavernij’.
En vanavond is er - hier in Paviljoen Welgelegen - een Keti Koti Dialoogtafel.
Noord-Hollanders van allerlei achtergrond luisteren dan naar elkaars verhaal.

Dat doen we ook in Provinciale Staten, waar het onderwerp op de agenda is gezet.
En ik wil de leden van onze volksvertegenwoordiging complimenteren met het feit dat dit gebeurt - en voor de open sfeer waarin er gesproken wordt.

Die open sfeer laat zien dat we samen dat verleden erkennen.
En namens het provinciebestuur wil ik dat volmondig doen.

Daarom bied ik namens de provincie Noord-Holland excuses aan - aan de nazaten van tot slaaf gemaakten, mensen die het onrecht van toen vandaag nog ervaren – excuses voor wat onze gezagsdragers toen hebben aangericht in het leven van onschuldige mensen. 
Wij nemen in deze tijd afstand van wat ze in die tijd hebben gedaan.

Paviljoen Welgelegen is óns provinciehuis.
Het staat symbool voor het licht én het donker uit ons verleden.
En het zegt ook iets over onze toekomst: want de keuze voor licht en donker is er elke dag. 
En die keuze is aan onszelf.
Wat doen wij vandaag - als burgers én bestuurders in Noord-Holland - met de macht en de vrijheid die ons gegeven is?
Wat is daarbij ons mensbeeld?

Pijn en rekenschap geven is een bewuste keuze.
Maar die leidt ook weer tot nieuwe keuzes: 
Want wat doen we er vervolgens mee?
De antwoorden daarop zijn onze dagelijkse daden en woorden.
Samen bepalen die onze gezamenlijke toekomst.
Samen vormen ze de democratie en samenleving van onze provincie.

Ik hoop - vanuit het diepst van mijn hart - dat deze dag en deze tentoonstelling een bijdrage levert aan meer openheid.
Aan het uitwisselen van verhalen en het luisteren naar elkaar.
Ook naar Noord-Hollanders die anders naar de geschiedenis kijken dan u of ik.
Kunnen we ook naar hen luisteren - in een open gesprek? 
Zonder dat we vóór de ander gaan denken?
Dat is soms een hele worsteling.
Maar dat is wel dé manier om vrijheid, gelijkheid en democratie écht serieus te nemen.

Samenleven en -werken begint ermee dat je elkaar altijd voor vol aanziet.
Eerlijk en oprecht.
Integer en inclusief.

Laat dát de boodschap zijn, die het verhaal van Paviljoen Welgelegen ons vertelt - en blijft vertellen.

Dank u wel.

[Uitgesproken tekst geldt]